Andere gevaren
Voor de eerste keer het
elektrische apparaat bedienen
Bediening
38
NL
Zelfs wanneer het elektrische apparaat op de
juiste manier wordt gebruikt en alle betreffende
veiligheidsmaatregelen worden opgevolgd,
kunnen de hierna genoemde gevaren zich nog
altijd voordoen, ten gevolge van het ontwerp van
het elektrische apparaat dat voor de bedoelde
werkzaamheden nodig is:
- Contact met zaagblad in het zaaggebied;
- Kkleding kan door de ronddraaiende
onderdelen gegrepen worden;
- Gevaren die in verband staan met de flexibele
voedingskabel;
- Controleer of de gegevens op het typeplaatje
overeenkomen met het eigenlijke voltage van
de stroomvoorziening.
- De elektrische apparaten met een nominaal
voltage van 230 V kunnen ook op 220 V
worden aangesloten.
- Zekering voor 230 V: 16 A langzame
smeltzekering of gelijkwaardige automatische
stroomonderbreker.
- Gebruik uitsluitend verlengsnoeren met een
doorsnede van 3 x 2,5 mm , max. 50 m lang.
- Wanneer het elektrische apparaat buiten
wordt gebruikt, gebruik dan uitsluitend
verlengsnoeren die voor buitengebruik zijn
bedoeld en goedgekeurd.
- Verbinding met een reserve-eenheid of
generator: minimum vermogen
5 kVA / 230 V, 50 Hz.
2
Bedienings- en instellingselementen
Belangrijk:
(Figuren 1 en 2)
- Zorg er eerst voor dat u de bedienings-
elementen en de instellingsmiddelen van het
elektrische apparaat goed kent.
- Het zaagonderdeel is door middel van een
scharnier aan beide kanten verbonden met de
geleideplaat (1) en kan tot 60 ten opzichte
van de geleideplaat worden gekanteld.
- Het elektrische apparaat wordt geleid door
twee speciaal gevormde handvaten (2, 3).
o
- Om het elektrische apparaat aan te zetten,
moet eerst de vergrendeling die onbedoeld
starten voorkomt worden losgemaakt. Om dit
te doen moet u de ontgrendelingsknop en de
actuator van de hoofdschakelaar (5) op het
handvat gelijktijdig indrukken.
- Maak beide vergrendelingshendels los (6, 7);
- Stel de gewenste zaagdiepte in volgens de
schaalverdeling (8) door het veerbelaste
zaagonderdeel te verhogen of verlagen;
- Maak beide vergrendelingshendels weer vast.
- Maak beide vergrendelingshendels los (9, 10);
- Kantel het zaagonderdeel tot de gewenste
hoek volgens de schaalverdeling (11) en zet
beide vergrendelingshendels weer vast.
- Plaats de langsgeleider (12) om het
draagoppervlak van de geleideplaat aan te
passen;
- Stel de zaagdiepte in (zie het zaagdiepte-
diagram op de motorbehuizing).
- Er moet op worden gelet dat aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
- Het werkstuk is veilig ondersteund en indien
nodig vastgeklemd;
- Beweging van de voedingskabel wordt op
geen enkele manier belemmerd;
- De beweegbare beschermkap staat in de
juiste positie en kan vrij bewegen;
Het zaagblad dat geschikt is voor het
bedoelde werk wordt gebruikt.
Nadat de instelling van de cirkelzaag is voltooid,
kan de stekker van het elektrische apparaat in
het stopcontact worden gestopt.
- Plaats de zaag met het voorste gedeelte van
de geleideplaat op het werkstuk, op zo'n
manier dat de beweegbare beschermkap nog
steeds vrij kan bewegen.
- Wanneer de zaag wordt ingeschakeld en naar
voren geduwd, gaat de beweegbare
beschermkap (13) open en ligt het zaagblad
(14) vrij.
- Na afloop van het zagen, gaat de beweegbare
beschermkap automatisch terug naar de
ruststand en bedekt dan weer het zaagblad.
- Als het werk klaar is, schakelt u het apparaat
m.b.v. de contactschakelaar uit.
- Om de beweegbare beschermkap handmatig
te openen moet u de hendel (15) naar
beneden duwen.
Zaagdiepteinstelling
Instelling verstekzagen
Werken met de zaag
(Figuur 2)
(Figuren 1 en 2)
(Figuren 1 en 2)