41
NEDERLANDS
NL
2.2.6 Standen
Hieronder worden de verschillende standen van
het maaidek beschreven:
Zweefstand
:
Het maaidek rust met zijn eigen gewicht op de bo-
dem en volgt het oppervlak tijdens het maaien.
Transportstand
:
Het maaidek is omhooggebracht en raakt de bo-
dem niet. Deze stand wordt gebruikt voor het
transport van en naar de werkplek.
Reinigingsstand
:
Het maaidek wordt onder een hoek omhoog ver-
grendeld. Deze stand wordt gebruikt voor reini-
ging.
Onderhoudsstand
:
Het maaidek wordt recht omhoog vergrendeld.
Deze stand wordt gebruikt voor inspectie en repa-
ratie.
3 MONTAGE
3.1 MECHANISCHE AANSLUITING
Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van de ma-
chine.
1. Breng de gereedschapslift omlaag en rijd de
machine langzaam en recht naar het maaidek.
Controleer de uitlijning via het kijkrooster in de
vloer van de machine.
2. Breng de gereedschapslift omhoog naar de
transportstand, zodat de pennen in de gereed-
schapslift worden uitgelijnd met de gaten in het
maaidek.
3. Laat de gereedschapslift zakken zodat het maai-
dek de grond raakt zonder dat de pennen uit de
gaten komen.
4. Breng de gereedschapslift vervolgens zover
omhoog dat het maaidek zich net boven de
grond bevindt.
5. Zie afb. 1. Bevestig de borgpennen. In het na-
volgende is alleen de procedure voor de linker
borgpen beschreven. De rechter borgpen wordt
op gespiegelde wijze aangebracht.
• Plaats de borgpen vanaf de buitenzijde.
• Druk de borgpen omlaag over de hefbalk.
3.2 HYDRAULISCHE SLANGEN
AANSLUITEN
Dit gedeelte geldt alleen voor maaidekken met hy-
draulische functies.
Controleer of de druk van het hydrauli-
sche systeem is weggenomen alvorens
de hydraulische slangen aan te sluiten.
Gevaar voor een zeer schadelijke olie-
nevel als het systeem onder druk staat.
Controleer vóór aansluiting of alle kop-
pelingen schoon zijn. Verontreinigingen
in de hydraulische olie kunnen het hy-
draulische systeem ernstig beschadi-
gen.
Neem de eventuele overdruk in het hydraulische
systeem van de machine weg door alle hydrauli-
sche hendels verscheidene keren naar voor en ach-
ter te bewegen terwijl de motor uit staat.
Reinig alle koppelingen die moeten worden aange-
sloten.
Sluit aan de hand van onderstaande tabel de hy-
draulische koppelingen aan. Bedien het maaidek
na het aansluiten aan de hand van de tabel.
3.3 RIEM MONTEREN
Dit gedeelte heeft alleen betrekking op maaidek-
ken met een riemaangedreven maaifunctie.
Het maaidek moet op de machine worden gemon-
teerd voordat de riem wordt geplaatst.
1. Zet het maaidek in de transportstand. Raad-
pleeg hiervoor de gebruiksaanwijzing van de
machine.
2. Stel de maximale maaihoogte in. Raadpleeg
hiervoor de gebruiksaanwijzing van de machi-
ne.
3. Plaats de riem op de riempoelie van de machine
op het scharnierpunt.
4. Span de riem met de riemspanner. Zie afb. 3.
3.4 NEERLAATSNELHEID
Stel de snelheid in waarmee het maaidek omlaag
wordt gebracht van de transportstand naar de
werkstand. Raadpleeg hiervoor de gebruiksaan-
wijzing van de machine.
3.5 BANDENSPANNING
Stel de bandenspanning in volgens de gebruiks-
aanwijzing van de machine.
Func-
tie in
afb. 2
Bedieningse-
lement
in afb. 2
Slangen Gebruik
PTO PTO1 2 x 1/2 inch
en 1 x 1/4
inch
Bediening
van de
messen
LL1
Middelste
hendel
2 x 1/4 inch
Gemarkeerd
met gele band
Instelling
maai-
hoogte
RR1
Rechter hen-
del
2 x 1/4 inch Luiken
openen en
sluiten