33
NL
wordt correct verzonden;
• Langzaam knipperend licht: de perimeterdraad is niet
aangesloten of onderbroken;
• Snel knipperend licht: de perimeterdraad is te kort of er
is een storing in het laadstation.
3.4. ACCU OPLADEN
Met de procedure "ACCU OPLADEN" kunt u de robotmaaier
handmatig opladen.
1. Plaats de maairobot op het laadstation (Afb. 11.R).
2. Laat de robotmaaier op het laadstation lopen tot de
oplaadconnector vastzit (Afb. 11.S).
3. Druk op de “STOP” -knop (Afb. 11.A) om het deksel
te openen (Afb. 11.B) en toegang te verkrijgen tot het
bedieningspaneel (Afb. 11.C).
4. Schakel de robotmaaier in met de “ON/OFF”-knop
(Afb. 11.E).
5. Het verlicht pictogram “ACCU” (Afb. 11.L) knippert, de
robotmaaier wordt opgeladen.
6. Sluit de kap (Afb. 11.B).
7. Laat de robotmaaier minstens de tijd opladen die wordt
weergegeven in Par. 2.4.
OPMERKING: Het opladen van de accu voor de
winterstalling moet worden uitgevoerd zoals aangegeven
in Par. 4.3.
3.5. AFSTELLING MAAIHOOGTE
1. Druk op de “STOP” -knop (Afb. 12.A) om het deksel
te openen (Afb. 12.B) en toegang te verkrijgen tot het
bedieningspaneel (Afb. 12.C).
2. De contactsleutel uitschakelen (Afb. 12.D).
3. Gebruik de hoogteverstelling (Afb. 12.P) om de gewenste
maaihoogte te selecteren, zodat het gemaaide grasdeel
niet meer dan 10 mm is.
4. Steek de contactsleutel in (Afb. 12.D).
OPMERKING: De lengte van het deel van het gras dat
door de robotmaaier gemaaid wordt, mag niet langer
zijn dan 10 mm.
4. ONDERHOUD
WAARSCHUWING:
Gebruik uitsluitend originele reserveonder-
delen.
WAARSCHUWING:
de geïnstalleerde veiligheidsvoorzieningen
WAARSCHUWING:
Gebruik beschermende handschoenen om
snijgevaar aan de handen te voorkomen.
WAARSCHUWING:
Gevaar voor stof in de ogen.
Gebruik een beschermende bril om het gevaar
voor stof in de ogen te voorkomen.
LET OP:
elektrische onderdelen kunnen beschadigen.
VERBOD:
VERBOD:
Om onherstelbare schade aan de elektrische
mag u de robotmaaier niet geheel of
VERBOD:
Was de interne delen van de robotmaaier
niet om de elektrische en elektronische
onderdelen niet te beschadigen.
VERBOD:
Gebruik geen oplosmiddelen of benzine om
de geverfde oppervlaktes en de plastieken
onderdelen niet te beschadigen.
4.1. GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Voor een betere werking en een langere levensduur, moet u
het product regelmatig schoonmaken en versleten onderdelen
vervangen.
Voer de interventies uit met de frequentie aangegeven in
de tabel.
ONDERDEEL TYPE INGREEP
Wekelijks Mes Reinig en controleer de
werkzaamheid van het
mes. (Zie Par. 4.2)
Als het mes geplooid is
omwille van een stoot
of indien het versleten
is, dient men dit te
vervangen. (Zie Par. 4.2)
Oplaadcontacten Reinig en verwijder
eventuele oxidatie. (Zie
Smart User Manual)
Maandelijks Robotmaaier Voer de reiniging uit. (Zie
Smart User Manual)
Laadbasis en
voedingskabels
Controleer op slijtage of
veroudering en vervang
ze indien nodig. (Zie
Smart User Manual)
Aan het einde van
het maaiseizoen of
om de zes maanden
als de robotmaaier
niet wordt gebruikt
Accu Laad de accu op alvorens
het op te bergen. (Zie
Par. 4.3)
Jaarlijks of aan
het einde van het
maaiseizoen
Robotmaaier Voer de controle
uit bij een erkend
servicecentrum. (Zie
Par. 4.1)
Er moet jaarlijks een onderhoudscontrole uitgevoerd worden
bij een erkend servicecentrum om de robotmaaier in goede
staat te houden.
LET OP: defecten als gevolg van het niet uitvoeren van de
jaarlijkse controle worden niet onder de garantie erkend.
4.2. VERVANGING SNIJMESSEN
1. Druk op de “STOP” -knop (Afb. 1.A) om de robotmaaier te
stoppen en open de beschermkap (Afb. 1.B).
2. De contactsleutel uitschakelen (Afb. 1.D).
3. Draai de robotmaaier ondersteboven en zorg ervoor dat
u de zwevende kap niet beschadigt.
4. Draai de borgschroeven los (Afb. 14.E).