NL - 10
•
Het wassen van de binnenkant van de
maai-inrichting en het uitwerpkanaal moet worden uitgevoerd
met de opvangzak gemonteerd en met de mulching dop erin
(indien aanwezig) of met de achterste aflaatbescherming ge-
monteerd.
1. Plaats de machine op een vlakke oppervlakte en met
stevige vloer.
2.
Ga op de bestuurdersstoel zitten, zet de transmissie in
4. Laat de maai-inrichting helemaal zakken en koppel de
maai-inrichtingen.
5. Laat het water enkele minuten stromen en stop de machine.
6. Draai het water dicht en koppel de leiding los van de
verbinding.
7. Herhaal de procedure voor de andere verbinding.
8.
een persluchtstraal.
6.4. ACCU
Lees met aandacht de oplaadprocedures die in de handleiding
van de accu staan en volg ze op. Als deze procedures niet in
kan er zich onherstelbare schade voordoen aan de elementen
van de accu.
worden.
Het opladen dient uitgevoerd te worden met
gelijkspanning apparatuur. Andere oplaadsystemen kunnen de
accu op een onherstelbare manier beschadigen.
29)
voor het opladen, die aangesloten moet worden op de
overeenstemmende connector van de speciale acculader van
behoud in dotatie
Deze connector mag uitsluitend gebruikt wor-
den voor de aansluiting op de acculader van behoud die voor-
zien is door de Fabrikant. Voor zijn gebruik:
- de aanwijzingen volgen die aangegeven zijn in de desbetref-
fende gebruiksinstructies;
- de aanwijzingen volgen die aangegeven zijn in het instructie-
boekje van de accu.
6.5. ONDERHOUD VAN HET MAAIMECHANISME
Raak de maai-inrichting niet aan totdat de
Alle handelingen die betrekking hebben op de
brengen, herstelling, hermontage en/of
in een Gespecialiseerd centrum.
gehandhaafd.
Gebruik steeds originele inrichtingen, met de
code aangegeven in de tabel 'Technische Gegevens'.
7. TRANSPORT, OPSLAG
EN INZAMELING
7.1. TRANSPORT
Wanneer men de machine hanteert, moet men:
1. ontkoppel de maaigroep;
2. plaats de maaigroep op de maximale hoogte;
schakel de machine uit en haal de contactsleutel weg
4. schakel de transmissie uit (par. 4).
vervoert, moet men:
• opritten gebruiken met geschikte weerstand, breedte
en lengte;
• de machine laden met de motor uitgeschakeld, met de
contactsleutel uit het stopcontact van de machine, zonder
bediener, duwend, en met een geschikt aantal personen;
•
•
• de machine zo plaatsen dat ze geen gevaar veroorzaakt;
• schakel de transmissie in (par. 4);
• haar stevig aan het vervoermiddel bevestigen met koorden
schade als gevolg.
7.2. STALLING
opgeborgen moet worden:
•
•
•
handleiding van de motor.
• Reinig de machine zorgvuldig.
•
indien nodig, het geautoriseerde dienstcentrum.
Berg de machine op:
• met de maaigroep omlaag;
• in een droge omgeving;
• beschermd tegen slechte weersomstandigheden;
•
• buiten bereik van kinderen;
•
gereedschappen die voor het onderhoud gebruikt werden,
Wanneer de machine weer in werking gezet wordt:
•
carburateur geen benzine lekt:
•
OPMERKING De accu moet minstens één keer per maand
volledig worden opgeladen, en altijd voordat de activiteit wordt
hervat.
OPMERKING Zorg ervoor dat de machine geen gevaar ople-
vert bij mogelijk toevallig of onopzettelijk contact met personen,
kinderen of dieren.