REV A 3-4 606834CE
CZ
DA
DE
EN
ES
FR
IT
NL
PT
SV
controleren of het veiligheidsstartvergrendelingsys-
teem goed werkt.
7. Laat de motor twee minuten stationair draaien voordat
u het gaspedaal intrapt en/of de dekkoppeling
activeert.
De motor afzettene
Gebruik de volgende procedure om de motor uit te
schakelen.
1. Plaats de stuurbedieningshendels in de neutrale
stand.
2. Stel met het gaspedaal een laag toerental in, schakel
vervolgens de dekkoppeling uit. Raadpleeg het hoofd-
stuk Bediening van maaidek voor meer informatie.
3. Zet de parkeerremhendel in de ingeschakelde stand
voor de parkeerrem.
4. Laat de motor gedurende een paar minuten op een
laag toerental lopen.
5. Draai de contactsleutel naar links naar de OFF-stand.
Verwijder de sleutel uit de schakelaar voordat u de
maaier verlaat.
De maaier verplaatsen met afgeslagen motor
De hydraulische pompen zijn uitgerust met ontlastkleppen
als de maaier moet worden verplaatst wanneer de motor niet
werkt. Afbeelding 3-6
De bypassklep bevindt zich nabij de bovenkant van elke
hydraulische pomp en is herkenbaar aan een zeskantige
bout.
Voordat u de eenheid verplaatst:
• Draai de bypasskleppen een halve slag tot een omwen-
teling tegen de klok in. Afbeelding 3-6
• Plaats de stuurbedieningshendels in de neutrale
stand.
• Zet de parkeerremhendel in de uitgeschakelde stand
om de parkeerrem te ontgrendelen.
Sleep de machine niet weg. Verplaats deze met de hand of
gebruik een lier om de machine op een aanhangwagen te
brengen voor transport.
Bij het transport op een ander voertuig moet de maaier
naar voren wijzen en moet hij worden vastgezet met behulp
van de bevestigingspunten. Afbeelding 3-7
Sluit de brandstofafsluiter wanneer u de maaier vervoert of
opbergt.
Zorg er altijd voor dat de twee bypasskleppen in de in-bed-
rijf-stand worden teruggezet voordat u probeert de maaier na
reparaties te gebruiken.
Bediening van de maaier
Deze maaier is uitgerust met het SmoothTrak™-stuursys-
teem. Hieronder vindt u gedetailleerde informatie over het op
efficiëntie wijze bedienen van de maaier.
De maaier besturen
Schakel na het starten van de motor de stuurbediening-
shendels en het stuur als volgt in:
Duw om vooruit te rijden de stuurbedieningshendels even
ver naar voren. Afbeelding 3-8
Trek om achteruit te rijden de stuurbedieningshendels even
ver naar achteren. Afbeelding 3-8
Duw om naar links te draaien de rechter stuurbediening-
shendel verder naar voren vanuit neutraal dan de linker stu-
urbedieningshendel.
A. Bypassklep zeskantige bout
Afbeelding 3-6
A. Bevestigingspunt
Afbeelding 3-7
Stop nooit plotseling of verander plotseling van
richting, vooral niet wanneer u op een helling
manoeuvreert. De stuurinrichting is ontworpen
voor gevoelige respons. Snelle verplaatsing van de
bedieningshendels in beide richtingen kan result-
eren in een reactie van de maaier die ernstig letsel
kan veroorzaken.
A
A
A
GEVAAR
To Next Page
Loading...
Need help?
General
