54
N
L
7. Oplossen van problemen
Bij alle elektrische apparaten kunnen storingen optreden. Daarbij hoeft het niet te gaan om een defect aan
het apparaat. Controleer daarom aan de hand van de lijst, of de storing verholpen kan worden.
Probleem Oorzaak Oplossing
Apparaat werkt
niet.
Stroomvoorziening niet
aanwezig.
Controleer, of de stekker in een contactdoos zit.
Zekering in de groepenkast in de woning controleren.
De automatische
uitschakeling (thermos-
taat) is nog actief.
15 minuten wachten tot het apparaat is afgekoeld en
daarna opnieuw proberen.
Overtemperatuurzeke-
ring werd geactiveerd.
Stekker uit de contactdoos trekken. Contact opnemen
met service-adres (zie „Contact addresses” op
pagina 130).
Schakelaar 3 staat op
OFF of verkeerde stand.
Stroomnet 220-240 V: Schuif de schakelaar 3
op:
12 V boordnet van het voertuig: Schuif de
schakelaar 3 op:
(zie „5.1 Bedrijfsmodus selecteren, in- en uit-
schakelen“ op pagina 49).
Zekering in de
autokabel 5 defect.
Controleer, of de zekering defect is. Vervang in dit
geval de defecte zekering
(zie „7.1 Zekering vervangen“ op pagina 55).
Apparaat vertoont
schade (bijv.
scheuren, aan-
sluitkabel defect).
Mechanische inwerking.
Stekker uit de contactdoos trekken. Contact opnemen
met service-adres (zie „Contact addresses” op
pagina 130).
Voeding wordt niet
warm.
Apparaat is
uitgeschakeld.
Schakel het apparaat in, door de startknop 7 kort in te
drukken tot de lichtring 6 brandt
(zie „5.2 Babyvoeding verwarmen“ op pagina 50).
Geen water in de
flessenwarmer 8.
Vul water in de flessenwarmer 8 (zie „5.2 Babyvoeding
verwarmen“ op pagina 50).