6.1
VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
Vooraleer de machine te gebruiken, moet
men de aanwezigheid van brandstof en het
oliepeil controleren. Voor de werkwijzen en de
voorzorgsmaatregelen voor het bijvullen van
brandstof en olie (ziepar. 7.2 en par. 7.3).
Alvorens de machine te gebruiken, moet
men de hoogte van de sloffen afstellen
om de machine aan te passen aan de
condities van het terrein (zie par. 4.7).
6.2 VEILIGHEIDSCONTROLES
Verzeker u ervan de inhoud ervan begrepen
te hebben alvorens verder te gaan. Voer
bovendien de volgende veiligheidscontroles uit
en controleer of de resultaten overeenstemmen
met wat aangegeven is in de tabellen.
Voer steeds de veiligheidscontroles
vooraleer de machine te gebruiken.
6.2.1 Algemene controle
6.2.2 Test werking tractie en
toevoerschroef
Indien eender welke van deze
resultaten verschilt van wat aangegeven
is in de volgende tabel, mag de
machine niet gebruikt worden! Breng de
machine naar een dienstcentrum voor
de nodige controles en herstelling.
6.3 START / WERK
1.
Open de brandstofkraan (afb. 15.B).
2.
Steek de veiligheidssleutel in en
draai deze met de klok mee volgens
de aanwijzingen (afb. 15.A).
6.3.1 Koud starten
1.
Breng de versnellingshendel naar
het volle toerental (afb. 15.C).
2.
Schakel de choke in (afb. 15.D).
3.
Druk twee of drie maal op het commando
van de primer (afb. 15.L). Verzeker u ervan
dat de opening bedekt is door de vinger
wanneer u op het commando drukt.
4.
Start met het elektrisch (par. 6.3.4) of
handmatig commando (par. 6.3.3).
5.
Schakel de choke uit (afb. 15.D).
BELANGRIJK Alvorens de machine
te gebruiken, moet men enkele minuten
wachten tot de olie opgewarmd is.
6.3.2 Warm starten
1.
Breng de versnellingshendel naar
het volle toerental (afb. 15.C).
2.
Controleer of de choke
uitgeschakeld is (afb. 15.D).
3.
Start met het elektrisch of handmatig
commando (zie hierna).