31 NL/BE
Sproei nooit op dieren!
Sproei alleen op planten!
Gebruik het product niet om
te drinken!
Laat het onder druk staande spui-
tapparaat niet in de zon staan.
Er bestaat explosiegevaar!
Uit de buurt houden van open
vuur en warmtebronnen. Houders
goed sluiten; beveiligd tegen
brand opbergen! Geen licht ont-
vlambare vloeistoffen gebruiken!
Beschermen tegen vorst en
vorstvrij opbergen.
Opbergen bij 0 °C–40 °C op
een droge, stofvrije plek.
Houd tijdens het pompen de
manometer altijd in acht, om de
bedrijfsdruk te controleren.
Draag geschikte veiligheidskle-
ding, handschoenen of een
masker.
Lees de handleiding voor het
eerste gebruik zorgvuldig door.
Q
Vóór de ingebruikname
VOORZICHTIG! Veilige werking con-
troleren! Controleer de drukspuit vóór
ieder gebruik op zichtbare schade en
een veilige werking. Voer hiervoor de
onderstaand beschreven controles uit.
Controleer het reservoir
5
, de slang
12
en de draagriem
6
op zichtbare be-
schadigingen.
Controleer de slangaansluitingen op
correcte montage.
Controleer de buisaansluitingen op
correcte montage.
Pomp de lege drukspuit op tot ca. 1 bar.
De druk mag binnen 30 minuten niet
meer dan ca. 0,5 bar dalen.
Pomp de drukspuit op tot ca. 2 bar.
Trek het veiligheidsventiel
3
naar
de zijkant.
De druk moet hoorbaar ontsnappen.
Ingebruikname
Spuitbuis monteren
(afb. B–D)
Bevestig het spuitmondstuk
7
aan de
spuitbuis
8
.
Maak de wartelmoer (sproeier-hand-
greep)
10 a
los door met de klok mee te
draaien en plaats deze op de spuitbuis
8
. Steek vervolgens de spuitbuis
8
in
de handgreep
11
.
Draai de wartelmoer (sproeier-handg
reep)
10 a
tegen de klok in vast.
Bevestig de slang
12
aan de handgreep
van de spuitbuis
11
. Draai de wartel-
moer (slang)
10 b
met de klok mee vast.
Verbind de slang
12
door de wartelmoer
(deksel)
9
op het reservoir
5
vast te
draaien.