244 NL – R5 Beknopte installatiegids
Kies de vermogenskabels
Dimensioneer de vermogenskabels volgens de plaatselijke regelgeving om de
nominale stroom te voeren die gegeven is op het typeplaatje van uw omvormer.
Zorg voor de koeling
Zie tabel I op pagina 171 (UL: tabel II op pagina 171) voor de verliezen. Het toege-
stane bedrijfstemperatuurbereik van de omvormer is -15 tot +50 °C (+5 tot +122 °F).
Er is geen condensatie of vorst toegestaan. Voor meer informatie over de omgevings-
temperatuur en derating, zie het hoofdstuk Technical data in ACS580-01
(0.75 to 250 kW) hardware manual (3AXD50000018826 [Engels]).
Beveilig de omvormer en de voedingskabel
Zie tabellen III (op pagina 171) en IV (op pagina 171); (UL: tabel V op pagina 172)
voor de zekeringen.
Controleer, bij gebruik van gG-zekeringen, dat de responstijd van de zekering onder
de 0,5 seconden ligt. Volg de plaatselijke bepalingen.
Installeer de omvormer aan de wand
Zie figuur R5 Figures A op pagina 315.
Controleer de isolatie van de vermogenskabels en de
motor
Controleer de isolatie van de ingangskabel volgens plaatselijke regelgeving alvorens
deze aan te sluiten op de omvormer.
Zie figuur B op pagina 315.
1. Controleer de isolatie van de motorkabel en motor wanneer de kabel losgekop-
peld is van de omvormer. Meet de isolatieweerstand tussen elke fasegeleider en
daarna tussen elke fasegeleider en de veiligheidsaardegeleider door een meets-
panning van 1000 V DC te gebruiken. De isolatieweerstand van een ABB-motor
moet hoger zijn dan 100 Mohm (referentiewaarde bij 25 °C of 77 °F). Voor de iso-
latieweerstand van andere motoren moet u de instructies van de fabrikant raad-
plegen.
Opmerking: Vocht in de motorbehuizing zal de isolatieweerstand verlagen. Als u
vocht vermoedt, moet u de motor drogen en de meting herhalen.