495439_a 75
Inbedrijfstelling
4.7 Verbindingen aan het basisstation
controleren (08)
1. Controleer of de led aan de voorkant van de
laadzuil (13/1) brandt. Indien niet:
■
Trek de voedingskabel los.
■
Controleer alle stekkerverbindingen van
de voeding en van de begrenzingskabel
op juiste montage en beschadigingen.
Toestandsweergave van de led
Led Bedrijfstoestanden
geel
■
Brandt als de voeding in orde is.
5 INBEDRIJFSTELLING
Dit hoofdstuk beschrijft de handelingen en instel-
lingen die nodig zijn om het apparaat voor de
eerste keer in bedrijf te stellen. Voor alle andere
instellingen zie Hoofdstuk 7 "Instellingen", pagi-
na77.
5.1 Accu opladen (12)
Bij normaal gebruik wordt de accu van het appa-
raat regelmatig opgeladen.
OPMERKING De accu moet voor het eer-
ste gebruik compleet worden opgeladen. De accu
kan in elke willekeurige laadtoestand worden op-
geladen. Het is niet slecht voor de accu als het
opladen wordt onderbroken. De accu kan alleen
worden opgeladen als het apparaat is ingescha-
keld.
1. Apparaat (12/1) zodanig in het basisstation
(12/3) plaatsen dat de contactoppervlakken
van het apparaat de laadcontacten van het
basisstation raken.
2. Met apparaat inschakelen.
3. Het display op het apparaat toont Accu
wordt geladen. Indien niet: zie Hoofdstuk
13 "Hulp bij storingen", pagina83.
5.2 Basisinstellingen uitvoeren
1. Afdekkap openen.
2. Met apparaat inschakelen. Firmware, co-
de en type worden weergegeven.
3. In het menu taalkeuze met of taal se-
lecteren en met overnemen.
4. In het menu Aanmelding > PIN invoe-
ren het vooraf ingestelde PIN 0000 invoe-
ren. Hiervoor na elkaar met of het cij-
fer 0 selecteren en telkens met overne-
men. Na de invoer van het PIN wordt de toe-
gang vrijgeschakeld.
5. In het menu PIN wijzigen:
■
Bij Nieuwe PIN invoeren een zelf
gekozen nieuw PIN van vier plaatsen in-
voeren. Hiervoor na elkaar met of
een cijfer selecteren en telkens met
overnemen.
■
Bij Nieuwe PIN herh. het nieuwe PIN
opnieuw invoeren. Als beide invoeren
identiek zijn, wordt PIN met succes
gewijzigd weergegeven.
6. In het menu Datum invoeren de actuele
datum instellen (formaat:DD-MM-20JJ).
Hiervoor na elkaar met of een cijfer
selecteren en telkens met overnemen.
7. In het menu Tijdstip invoeren > 24h-
formaat de actuele tijd instellen (for-
maat:HH:MM). Hiervoor na elkaar met of
een cijfer selecteren en telkens met
overnemen.
De basisinstellingen zijn voltooid. De status On-
gekalibreerd starttoets indrukken
wordt weergegeven.
5.3 Maaihoogte instellen (14)
De maaihoogte kan traploos tussen de 25 -
55mm met de hand worden versteld.
OPMERKING Voor de kalibratierit (zie
Hoofdstuk 5.4 "Automatische kalibratierit uitvoe-
ren", pagina76) en voor het leren van de start-
punten (zie Hoofdstuk 7.5.2 "Startpunten instel-
len", pagina78) wordt een maaihoogte van
55mm aanbevolen.
1. Afdekking (14/1) openen.
2. De maaihoogte instellen (de actuele maai-
hoogte wordt op het scherm (14/3) in millime-
ter aangegeven):
■
Maaihoogte (d.w.z. gazonhoogte) verho-
gen: Draaiknop(14/2) rechtsom(14/+)
draaien.
■
Maaihoogte (d.w.z. gazonhoogte) verla-
gen: Draaiknop(14/2) linksom(14/-)
draaien.
3. Afdekking sluiten.