442811_a 99
3. Doorgangen tussen de afzonderlijke
maaigebieden aanleggen: zie Hoofdstuk 4.5.4
"Doorgangen afzetten (01/h)", pagina 76.
4. Te grote stijgingen of dalingen afzetten: zie
Hoofdstuk 4.5.5 "Hellingen afzetten (11)",
pagina 76.
5. Kabelreserves aanleggen: zie Hoofdstuk 4.5.6
"Kabelreserves aanleggen (07)", pagina 76.
6. Sluit de begrenzingskabel na het leggen aan
op de aansluiting (03/B) van het basisstation:
zie Hoofdstuk 4.5.1 "Begrenzingskabel op het
basisstation aansluiten (03/b)", pagina 75.
4.5.3 Obstakels afzetten
Afhankelijk van de omgeving van het
werkgedeelte moet de begrenzingskabel met
verschillende afstanden t.o.v. de obstakels
worden gelegd. Gebruik voor de bepaling van de
juiste afstand de liniaal die van de verpakking
afgehaald kan worden.